Op vogelsafari in Waterland-Oost
Laag Holland is rijk aan natuur. Groene weilanden doorkruist door sloten en vaarten, uitgestrekte veenweiden en oneindig water. Bezoekers en bewoners genieten elke dag van dit bijzondere landschap. Laag Holland heeft er alleen niet altijd zo uitgezien.
Door de jaren heen is het gebied veel veranderd, door invloed van de natuur, maar ook door mensenhanden. Het veengebied Waterland-Oost, direc…
Door de jaren heen is het gebied veel veranderd, door invloed van de natuur, maar ook door mensenhanden. Het veengebied Waterland-Oost, direct ten noorden van Amsterdam, heeft een lange ontstaansgeschiedenis. De directe ligging aan de voormalige Zuiderzee, nu het Markermeer, zorgt voor unieke kenmerken in het landschap. Met name langs de voormalige veenstromen (de Dieën), die door de getijdewerking van de Zuiderzee breed zijn uitgescheurd, is dit goed te zien. Het water van de Zuiderzee dat het gebied indrong nam telkens een laag zeeklei mee, wat bovenop de veenlaag achterbleef. Als je door het gebied fietst zie je langs de Markermeerdijken nog overblijfselen van dijkdoorbraken in de vorm van veenmeren en polders, hier en daar afgewisseld met een prachtig cultuurhistorisch dorp of stad. Bewoners van dit bijzondere gebied ervaren de luxe van een bewaard en open landschap, zo dichtbij de hoofdstad. Bezoekers ervaren Waterland als ‘écht Holland’.
Niet alleen de mens geniet van alles dat Waterland te bieden heeft. Boeren ontdekten al snel dat de natte veengrond niet geschikt was voor akkerbouw en richtten zich op veeteelt. Dit kun je tijdens je fietstocht nog goed zien aan de vele boerenbedrijven en het vee in de wei. De veengronden in dit gebied in combinatie met veehouderij zorgt ervoor dat Waterland een populair broedgebied is voor weidevogels als de grutto en de kievit. Het zal je dan ook niet verbazen dat hier in de jaren ‘80 als één van de eerste gebieden in Nederland het agrarisch natuur- en landschapsbeheer ter bescherming van het gebied en de weidevogels is ontstaan. Bijna alle agrarische bedrijven in dit gebied doen aan natuurbeheer. Het is er bij deze boeren met de paplepel ingegoten.
Toch hebben de weidevogels zich in de afgelopen decennia steeds meer geconcentreerd in de natuurgebieden en staan zelfs daar de aantallen onder druk. Daardoor is het van groot belang om de omstandigheden voor weidevogels in het gebied optimaal te maken, en ook zo te houden. Niet alleen door de maatregelen op agrarisch land toe te passen, maar ook in de kwetsbare veenmosrietlanden die door het gebied verspreid liggen. Deze relicten van een vroeger moeraslandschap zijn belangrijke foerageer- en overwinteringsgebieden voor trekvogels, waardoor de visvoorraad en flora en fauna onderwater belangrijk is als voedselbron. Deze rietlanden worden bedreigd door droogte en bodemdaling, waardoor aanvullende maatregelen nodig zijn. Door (tijdelijke) vernatting in zekere gebieden is het doel om het landschap te herstellen naar haar cultuurhistorische patronen, binnen grotere delen, beter beheerbare natuur.
Dit laatste valt binnen de doelen van het Natuurnetwerk Nederland. Dit netwerk van bestaande en nieuwe natuurgebieden moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en het omringende agrarisch gebied. Hierdoor vormen zich grotere, robuuste natuurgebieden waarin planten en dieren zich makkelijker kunnen verspreiden. Waterland-Oost vormt met haar unieke veenlandschap en weidevogelgebied een belangrijke schakel in het netwerk. Als je door het gebied fietst zie je, afhankelijk van de tijd van het jaar, verschillende maatregelen in actie. Ook kun je tijdens het broedseizoen allerlei soorten weidevogels zien opstijgen of foerageren. Hou de vogelkaart erbij en kijk maar eens goed! Spot jij ze allemaal op je fietstocht?
Deze route is ontwikkeld door Bureau Toerisme Laag Holland, in opdracht van het Recreatieschap Twiske-Waterland, het Recreatieschap Alkmaarder- en Uitgeestermeer en de Provincie Noord-Holland en is onderdeel van het Interbestuurlijk Programma Vitaal Platteland.
Dit ga je zien
Weidevogelparadijs Waterland-Oost
Het eerste stuk van deze fietsroute neemt je langs de Hoogedijk mee van Volendam naar Monnickendam. Hier krijg je al een voorproefje van hoe het landschap is gevormd door de invloed van de Zuiderzee.
Weidevogelparadijs Waterland-Oost
Het eerste stuk van deze fietsroute neemt je langs de Hoogedijk mee van Volendam naar Monnickendam. Hier krijg je al een voorproefje van hoe het landschap is gevormd door de invloed van de Zuiderzee.
Op een aantal plekken langs de dijk ligt een klein plasje of meertje; hier heeft de zee de dijk ooit overmeesterd. Langs dit stuk, of in het gezellige Monnickendam, vind je fijne horecagelegenheden die zich perfect lenen voor een pauze met koffie, gebak, lunch, diner of een borrel. Ben je net zo lekker aan het fietsen? Geen punt, op de terugweg kom je hier ook weer langs.
Voorbij Monnickendam fiets je recht Waterland-Oost in. Neem hier eens een momentje om het gebied in je op te nemen; de rust, de ruimte, het uitzicht, de kronkelende slootjes… het is hier zo prachtig! Het hele jaar rond, maar vooral in het voorjaar kun je hier je ogen uitkijken naar alles wat hier leeft, bloeit en broedt. Zoals je weet is Waterland-Oost een populaire plek voor weidevogels, maar wat zijn weidevogels eigenlijk precies?
Weidevogels is de benaming die gegeven is aan vogels die broeden in weilanden en op akkers. Er wordt onderscheid gemaakt tussen primaire en secundaire weidevogels. Primaire weidevogels broeden eigenlijk alleen op grasland, secundaire weidevogels doen dat minder. Primaire weidevogels zijn voornamelijk de steltlopers, zoals de kievit, grutto end de watersnip. Ook sommige eendensoorten en enkele kleine zangvogels worden gezien als primaire weidevogels. Bij secundaire weidevogels kun je denken aan bijvoorbeeld de meerkoet en de wilde eend, deze vogelsoorten broeden ook in andere landschappen.
Om het weidevogels goed naar hun zin te maken wordt er in dit gebied een mozaïek van verschillende habitats gecreëerd. Dit zorgt ervoor dat de weidevogels voldoende broed-, opgroei- en foerageergebieden vinden met voldoende gevarieerd voedsel voor weidevogels en hun jongen. Dit mozaïek wordt vooral gecreëerd rond het gebied Peereboom, Opperwoud en De Nes. Mede dankzij het extensieve beheer van de agrariërs in dit gebied, die het land goed kennen, is dit gebied rijk aan weidevogels. Zij zorgen voor het openhouden van het gebied, het bemesten met (veelal ruige) mest wat zorgt voor een goed bodemleven, het (uitgesteld) maaien, de beweiding en de afvoer van materiaal zoals riet. Toch komt het ook wel voor dat agrarische werkzaamheden de kwaliteit van weidevogelhabitats tegengaan. Het uitgangspunt in dit gebied is dan ook: de natuur is leidend, het agrarisch gebruik ondersteunend.
Als je door het gebied Peereboom, Opperwoud en De Nes fietst zie je, afhankelijk van de tijd van het jaar, goed welke maatregelen hier getroffen worden. Nieuwsgierig? Fiets snel door en lees het verhaal van het gebied Opperwoud en ten westen van Dijkeinde
Peereboom
In vergelijking met Opperwoud en ten westen van Dijkeinde is Peereboom een kleiner gebied. Het doel is om hier een binnendijks nat landschap in te richten, om het gebied meer te betrekken bij het buitenwater van het Markerkmeer.
Peereboom
In vergelijking met Opperwoud en ten westen van Dijkeinde is Peereboom een kleiner gebied. Het doel is om hier een binnendijks nat landschap in te richten, om het gebied meer te betrekken bij het buitenwater van het Markerkmeer.
Op deze manier creëer je dynamiek, voedsel en een goede leefomgeving voor vissen en vogels.
Samen met de boer die in dit gebied werkzaam wordt gekeken wat het tijdelijk onder water zetten van dit gebied kan doen voor de biodiversiteit. Dit zou betekenen dat de percelen maximaal drie tot zes weken per jaar onder water worden gezet, zodat vissen hun eieren hier kunnen leggen. Ongeveer van februari tot april kun je, afhankelijk van de weersomstandigheden, tijdens je fietstocht het gras van het gebied Peereboom niet meer zien, maar ligt er een grote waterplas. Na april zakt het waterpeil op een natuurlijke manier weer tot onder het maaiveld om de percelen weer geschikt te maken voor agrarische activiteiten. Deze onderwaterzetting (inundatie) wordt gedaan met visvriendelijke pompen.
Bij een robuuste natuur hoort ook gezond water van goede kwaliteit. Om de waterkwaliteit op ten duur te verbeteren worden sloten gebaggerd, oevers ingericht of hersteld, greppels en verbindingen verbeterd en wordt het watersysteem regelmatig doorgespoeld met schoner water uit het markermeer. Deze verbinding met het Markermeer loopt via het gebied De Nes.
Optioneel: Ga jij graag vogels spotten? Een paar honderd meter verderop vind je het vogeluitkijkpunt over de Gouwzee. Voornamelijk in de winter is het hier een oase voor tienduizenden vogels zoals de kuifeend, tafeleend en brilduiker.
Vervolg je fietstocht richting knooppunt 57 in Zuiderwoude.
Vogeluitkijkpunt Gouwzee
Vanaf dit uitkijkpunt is er een prachtig uitzicht over de Gouwzee (het Markermeermeer).
Vogeluitkijkpunt Gouwzee
Vanaf dit uitkijkpunt is er een prachtig uitzicht over de Gouwzee (het Markermeermeer).
Voornamelijk in de winter is het hier een oase voor tienduizenden vogels zoals de kuifeend, tafeleend en brilduiker. In de nazomer en in het begin van de herfst pleisteren op de Gouwzee tientallen krooneenden.
Eenden
De wilde eend kennen we allemaal uit sloten, parken en plassen bij jou in de buurt. Maar in Nederland leven nog veel meer bijzondere eendensoorten.
Eenden
De wilde eend kennen we allemaal uit sloten, parken en plassen bij jou in de buurt. Maar in Nederland leven nog veel meer bijzondere eendensoorten.
Sommige eenden, zoals de kuifeend of de wintertaling, worden zelfs gezien als primaire weidevogels omdat ze voornamelijk op grasland broeden. Vind jij ze allemaal tijdens je fietstocht?
Kuifeend
Als je deze eendensoort ziet snap je de naam gelijk! Deze vogels hebben een karakteristieke kuif op hun achterhoofd. De kuif van de bruinkleurige vrouwtjes is korter dan die van de zwart-witte mannetjes. Ook opvallend zijn de felgele ogen van deze eenden. Als ze hun vleugels uitstrekken zie je de witte baan die over de slagpennen loopt. Deze eenden zijn ook te herkennen aan hun geluid: Mannetjes maken tijdens het baltsen hoge fluitende, gorgelende en trillende geluiden. De vrouwtjes maken een laag "raah-raah". De kuifeenden die je in Nederland in de winter vind zijn komen overvliegen uit Centraal- en Noord-Europa. De kuifeenden die wel naar warmere oorden trekken, vertrekken rond september en keren rond april weer terug.
Krakeend
De krakeend lijkt al meer op de eend die we kennen uit steden, parken en sloten. Dat is ook niet zo gek, want de krakeend is nauw verwant aan deze wilde eend. Vooral de vrouwtjes lijken sterk op de wilde eendenvrouwtjes. Toch zijn er wel een aantal punten om ze te onderscheiden: de witte spiegel, de witte buik en de oranje snavel. De mannetjes hebben een bruine kop en een zwart achterlijf met een lichtbruine staartpunt, verder zijn ze grijs met een fijne tekening. De schouderveren zijn opvallend lang en hij heeft een grijszwarte snavel. Mannetjes krakeenden maken tijdens de balts hoge fiep-geluidjes, afgewisseld met een droog "è". De vrouwtjes maken snaterende geluiden. In de winter trekken krakeenden naar het zuiden.
Slobeend
De Slobeend zul je misschien niet snel tegenkomen in Waterland. Sinds de jaren zestig zijn de aantallen flink afgenomen, ernstig genoeg om op de rode lijst van broedvogels te belanden. Maar ze zijn er nog wel, en als je ze spot zijn ze prachtig om te zien! De mannetjes hebben een felgroene kop, witte borst en een kastanjebruine buik en flanken. Als je ze ziet vliegen kun je misschien wel de lichtblauwe binnenkant van de voorvleugel zien. Ook kenmerkend is de brede, platte, spatelvormige snavel waarmee de Slobeend efficiënt kroos en waterdiertjes slobbert. Mannelijke slobeenden maken een vreemd, laag keelgeluid, maar de vrouwtjes hebben een kenmerkende dubbele kwaak. De slobeend arriveert vanaf maart in Nederland en vertrekt weer tussen september en oktober.
Zomertaling
Ook de zomertaling is een kwetsbare soort in Nederland. De aantallen zijn sinds de jaren vijftig met wel 90% afgenomen. Daarmee staat de zomertaling op de rode lijst van bedreigde vogelsoorten. De mannetjes hebben een paarsbruine kop met een opvallende witte boog die van hun oog over hun hals loopt. De borst is bruin met een bijzonder patroon, de flanken zijn fijn grijs gebandeerd en de schouderveren zijn zwart-wit met een beetje blauw. Het mannetje heeft een kenmerkende droge, korte, krakende roep, een beetje kikkerachtig. Vrouwtje heeft een hoge kwaak. De zomertaling is tussen maart/april en juli te vinden in Nederland.
Opperwoud en ten westen van Dijkeinde
In het gebied Opperwoud en ten westen van Dijkeinde wordt intensief geboerd in meerdere agrarische bedrijven. Daarom wordt hier alleen ingezet op de weidevogeldoelstellingen en het verbeteren van de waterkwaliteit.
Opperwoud en ten westen van Dijkeinde
In het gebied Opperwoud en ten westen van Dijkeinde wordt intensief geboerd in meerdere agrarische bedrijven. Daarom wordt hier alleen ingezet op de weidevogeldoelstellingen en het verbeteren van de waterkwaliteit.
Ook hier worden als een mozaïek verschillende soorten habitats aangelegd. Om de boeren hun werk te kunnen laten doen wordt een grondwaterpeil onder het maaiveld aangehouden. De greppels in het land worden hersteld of verbeterd en voeren het hele jaar door water aan, zodat de grond over het algemeen vochtiger blijft. Daar houden de weidevogels van, dan kunnen ze gemakkelijker bij het voedsel wat in de grond zit. Niet overal in het gebied gaat dit op dezelfde manier, voor verschillende stukken grond moet het soms net even anders aangepakt worden.
Het grondwaterpeil is een belangrijk onderdeel van dit gebied. Te veel verhogen is hier niet wenselijk, omdat de boeren dan niet meer met hun vee en voertuigen het land op kunnen. Wel wordt er gekeken of er in het broedseizoen een relatief hoog peil gevoerd kan worden. In februari wordt het peil dan omhoog gebracht tot maximaal 5 centimeter boven het maaiveld, waarna het op natuurlijke wijze weer uitzakt tot maximaal 40 centimeter onder het maaiveld, rond eind juni.
Dit spel speelt zich vooral onder de grond af, maar op sommige momenten in het jaar kun je misschien wel hier en daar de vernatting van een weiland zien. Kun jij tijdens je fietsroute zien wat er gebeurt?
Boeren en weidevogels
Je hebt tijdens het fietsen vast wel opgemerkt dat er in Waterland ontzettend veel boerenbedrijven actief zijn. De weilanden in Waterland-Oost zijn bijna allemaal in het beheer van boeren.
Boeren en weidevogels
Je hebt tijdens het fietsen vast wel opgemerkt dat er in Waterland ontzettend veel boerenbedrijven actief zijn. De weilanden in Waterland-Oost zijn bijna allemaal in het beheer van boeren.
Deze boeren zijn dan ook belangrijk voor het onderhouden van de weidevogelpopulatie. Veel beheermaatregelen die goed zijn voor deze soorten, vragen een extra inspanning van de boeren. Zij krijgen via het Agrarisch Natuurbeheer een vergoeding van hun extra werkzaamheden. Boeren maaien bijvoorbeeld later in het jaar, zodat de eieren van de weidevogels tijd hebben om uit te komen. Daarnaast kunnen zij de ruige mest uit hun stallen op hun land uitrijden om rustig en kruidenrijk grasgroei te bevorderen. Ook zorgt ruige mest voor een insectenrijk bodemleven, waar de weidevogels van smullen. Vossen en andere predatoren zijn ook een grote bedreiging voor de weidevogels, omdat ze graag de eieren en pullen eten. De aanleg van vossenrasters moet ervoor zorgen dat de vos wegblijft van het perceel waar de weidevogels broeden.
Veel boeren offeren een perceel op hun land op voor de aanleg van een plas-dras. Vanaf dit punt heb je een prachtig uitzicht over zo’n plas-dras. Zoals je ziet is er een stukje land onder water gezet en groeit daaromheen prachtig kruidenrijk, divers gras. Hier kunnen de weidevogels makkelijker bij het voedsel in de bodem en dienen deze plas-drassen als foerageergebieden. Zie jij de weidevogels naar eten zoeken?
Weidevogelboerderijen
Sinds 2020 zijn er twee speciale weidevogelboerderijen opgericht in Waterland-Oost. Dit zijn bedrijven die zich al vele jaren actief inzetten voor de weidevogels. Deze twee bedrijven krijgen beheercontracten van 15 jaar, waardoor ze de kans krijgen om ook op de lange termijn verschil te maken.
Eén van deze boerderijen is de boerderij van Cees Hardebol uit Broek in Waterland. Cees heeft in de Belmermeer een boerderij met pensionstalling voor paarden (Stal Baco). Daarnaast heeft hij schapen, vleesvee en verhuurt hij fluisterboten.
Al van jongs af aan heeft Cees veel affiniteit met weidevogels. Zijn vader was er al actief mee bezig en Cees is door hem aangestoken. Hij zorgt ervoor dat zijn percelen, zo’n 20 hectare, bij de boerderij helemaal zijn ingericht op weidevogels. Hij plaatst een vossenraster, heeft zijn waterpeil verhoogd, rijdt ruige mest uit, heeft kruidenrijk grasland ingezaaid en heeft een aantal greppel plas-drassen ingericht. Ook hebben sommige percelen een rustperiode met uitgesteld maaien in het broedseizoen terwijl op andere percelen extensief geweid wordt. Al deze maatregelen zorgen voor het mozaïekbeheer dat zo belangrijk is voor de weidevogels.
En dat is te merken want die komen hier graag. Bezoekers die regelmatig te vinden zijn, zijn: grutto, kievit, tureluur, scholekster, kwikstaart, gele kwikstaart, watersnip en de veldleeuwerik. Heb jij ze al gezien rond de plas-dras of boven het veld?
Steltlopers
De naam zegt het eigenlijk al, steltlopers zijn vogels met lange, dunne poten, vaak gepaard met een lang, dunne snavel.
Steltlopers
De naam zegt het eigenlijk al, steltlopers zijn vogels met lange, dunne poten, vaak gepaard met een lang, dunne snavel.
Dit maakt deze vogels bij uitstek geschikt voor drassige veenlandschappen, waar ze met hun lange snavels diep in de grond kunnen wroeten. Dit zijn de vogels die veel mensen beschouwen als de typische weidevogels. Kun jij ze allemaal vinden?
Grutto
De grutto is echt een oer-Hollandse weidevogel. Hij is in 2015 zelfs verkozen tot nationale vogel van Nederland! Hij is onmisbaar, met zijn hoge, slanke poten en lange, spitse snavel. De naam grutto komt van zijn roep; een luid en helder 'gruttooo, gruttooo'. De vogel is bruin van kleur, met een witte buik. Het mannetje heeft een steenrode kleur op zijn nek en kop. De grutto zie je vaak vliegen, in het broedseizoen tijdens baltsvluchten of om hun jongen te beschermen tegen roofvogels. Als je goed kijkt zie je dan ook de buik met zwart-witte banden, de dikke witte vleugelstreep en de pootjes die aan de achterkant uitsteken. De grutto’s is het beste te zien tussen februari en juli/augustus.
Scholekster
Scholeksters zijn zwart-witte vogels op hoge poten. Ze zijn het beste te herkennen aan hun knaloranje snavel. Deze snavel is wel heel bijzonder, hij verandert namelijk van vorm! In de zomer is hij puntiger, zodat de scholekster makkelijk in de grond kan prikken naar wormen en ander voedsel. In de winter, als de scholeksters vertrekken naar het Wadden- en Deltagebied, wordt de snavel stomper. Zo kunnen ze de snavel gebruiken als beitel, om kokkels en andere schelpdieren open te kunnen breken. Vliegend is de scholekster ook te herkennen aan zijn zwart-witte staart en de witte streep over de vleugels. Of hoor je hem schel "(te-)piet!" roepen?
Tureluur
De tuureluur, met zijn lange, rood-oranje poten, is op een afstandje te herkennen. Ook aan de brede, witte achterrand van de vleugels en de oranje snavelaanzet is hij goed te zien. De naam tureluur komt ook bij deze vogel van zijn zangeluid: "tjululuu". De aantallen tureluurs zijn in de afgelopen jaren in Nederland sterk afgenomen. Ook deze vogel staat op de rode lijst van Nederlandse broedvogels. Toch zijn ze nog wel af en toe te zien in Waterland. Sommige tureluurs blijven de hele winter in het land, maar de meesten trekken toch liever naar warmere oorden. Het beste kun je deze beestjes zien tussen maart/april tot september.
Kievit
De kievit is een herkenbaar vogeltje. Met zijn kenmerkende kuif, zwart-witte verenkleed en zijn brede vleugels is hij niet te missen. Kievitmannetjes maken tijdens de balts spectaculaire buitelingen in de lucht en een herkenbaar geluid – hieraan dankt de vogel ook zijn naam. De kievit is in Nederland soms ook in de winter te vinden, maar als het te erg vriest vertrekken ze naar Engeland en Frankrijk. Je vind ze hier vooral tussen maart en oktober.
Watersnip
Sommige mensen kennen de watersnip misschien nog wel als de vogel die een tijdje op het biljet van 100 gulden heeft gestaan. Hij is goed te herkennen aan zijn lange, spitse snavel en opvallende bruin-witte strepen op zijn kop. De watersnip is een vrij zeldzame weidevogel, die ook nog eens goed beschut is door zijn kleuren. Hij is beter herkenbaar in de lucht, waar hij bij verstoring zigzaggend omhoog schiet met een schor 'skrètsj...skrètsj...' geroep. Ook zijn baltsvlucht is opvallend, hij duikt hierbij in een schuine hoek omlaag. Watersnippen komen van maart tot mei in Nederland aan, en vertrekken weer direct na broedtijd, tot diep in de winter.
Kemphaan
Helaas komt de kemphaan niet meer voor in Waterland. Met de maatregelen die nu getroffen worden om het weidevogels hier goed naar hun zin te maken, leeft de hoop dat de kemphaan uiteindelijk zijn weg naar Waterland weer terugvindt. Deze weidevogel is wel heel bijzonder. In het voorjaar is het imponeren van de vrouwtjes een waar spektakel. De mannetjes tonen dan een prachtige verentooi en houden schijngevechten op toernooiveldjes. Hopelijk kunnen we dit spel in de toekomst weer in Waterland aanschouwen.
Zangvogels
Deze vogeltjes hoor je misschien eerder dan dat je ze ziet. Ze zijn klein van stuk, maar om hun herkenbare gezang kom je niet heen.
Zangvogels
Deze vogeltjes hoor je misschien eerder dan dat je ze ziet. Ze zijn klein van stuk, maar om hun herkenbare gezang kom je niet heen.
Toch zie je ze af en toe nog wel eens omhoog dwarrelen als je goed oplet. Heb jij ze al gespot?
Rietzanger
De rietzanger is een klein vogeltje, met een geelbruin verenkleed, donkere strepen op zijn kop en rug en een opvallend lichte wenkbrauwstreep. Hij nestelt graag in het hoge riet en een dichte kruidlaag, waar hij goed verstopt zit voor eventuele roofvogels. Gelukkig is hij niet schuw en daardoor toch goed te zien. Tijdens het zingen klimmen de mannetjes tot bovenin een rietstengel, en vliegen dan zingend een stukje door de lucht, om zich daarna weer te laten neerdalen als een parachuutje. Het is een krassende zang, wild en vol imitaties van andere vogels. In de weken rondom het broedseizoen (begin mei en weer in juni) hoor je de hele dag door het gezang van rietzangers. Kun jij ze om je heen horen?
Gele kwikstaart
De gele kwikstaart doet zijn naam eer aan. Het mannetje heeft een knalgele keel en borst, blauwgrijze kop en een witte wenkblauwstreep. Ze wippen regelmatig hun staart op en neer met snelle, schokkende bewegingen en fladderen tijdens de balts onstuimig door de lucht boven het vrouwtje, of lopen rondjes om haar heen. De roep is eenvoudig maar kenmerkend: een hoog, enkelvoudige ‘tswie’. Gele kwikstaarten komen graag in open landbouwgebieden, toch zijn ze in Waterland niet veel meer te vinden. De gele kwikstaart staat op de Rode Lijst van Nederlandse broedvogels. De aantallen zijn sinds de jaren zestig in Nederland 50-75% afgenomen.
Veldleeuwerik
De veldleeuwerik is lichtbruin, met gele en bruine strepen en een contrasterende witte buik. Hij kan een korte, stompe kuif oprichten waaraan hij ook te herkennen is. In het voorjaar kun je de uitbundige zang van de veldleeuwerik van grote afstand horen. Tijdens de balts maken ze prachtige zangvluchten. Eerst vliegen ze tot wel 100 meter de lucht in, om vervolgens luid zingend omlaag te vliegen en in de buurt van het vrouwtje te landen. Het gaat helaas niet goed met de veldleeuwerik. Ze zijn sinds 1960 met wel 95% afgenomen en staan daarom ook op de rode lijst van Nederlandse broedvogels. Deze vogeltjes komen tussen februari en april aan in Nederland en vertrekken weer tussen september en november.
- 99
- 56
- 55
- 54
- 53
- 57
- 75
- 76
- 42
- 40
- 41
- 01
- 02
- 55
- 56
- 99